Algemene verantwoording

1.Inleiding

De Volledige Werken van Willem Frederik Hermans bevatten alle afzonderlijk verschenen werken en de verspreid gepubliceerde, maar ongebundeld gebleven teksten van de auteur.  In totaal gaat het om 24 verzamelbanden, die zijn ingedeeld naar genre, met daarbinnen een chronologische ordening volgens het jaar van eerste (boek)publicatie. Het betreft: Romans (6 delen), Verhalen en novellen (2 delen), Gedichten (1 deel), Toneelteksten en scenario’s (1 deel), Beschouwend werk (7 delen), Beeldend werk (1 deel), Werk van anderen (1 deel), Ongebundeld werk (4 delen) en Overig werk (1 deel).
De algemene uitgangspunten voor edities zijn in navolging van de in Duitsland gegroeide theorie en praktijk voor Nederland geformuleerd en gestandaardiseerd door Marita Mathijsen in Naar de letter. Handboek editiewetenschap.[1] Volgens de in dit handboek gemaakte indeling van editietypen zijn de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans een leeseditie: ‘bedoeld voor een groot publiek, dat uit historische of esthetische interesse een bepaald werk van een bepaalde auteur wil leren kennen’. [2] Voorbeelden van recente leesedities die op vergelijkbare uitgangspunten berusten als de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans zijn de Volledige Werken van Louis Couperus[3] en het Volledig Werk van Willem Elsschot,[4] beide verschenen onder auspiciën van het Huygens Instituut (KNAW).
De Volledige Werken van Willem Frederik Hermans bieden allereerst een betrouwbare, wetenschappelijk verantwoorde tekst. Daarnaast bevat elk deel een Commentaar, bestaande uit een beschrijving van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de daarin voorkomende titels en een beknopte verantwoording. Het beschouwend werk (gebundeld en ongebundeld) wordt bovendien voorzien van toelichtingen en van een personen- en titelregister.

2. Werkwijze Willem Frederik Hermans; keuze van de basistekst

Hermans behoort tot de auteurs die hun werk voortdurend blijven herschrijven. De overgeleverde primaire documentaire bronnen laten zien dat hij niet alleen in de fase voorafgaand aan de eerste druk veranderingen heeft aangebracht, maar ook nog in de opeenvolgende herdrukken, tot en met de laatste bij leven verschenen druk. Typerend voor zijn voortdurende betrokkenheid zijn de vele tientallen correctie-exemplaren: exemplaren van de op dat moment meest recente druk, waarin de auteur varianten en correcties noteerde, ter voorbereiding op een mogelijke herdruk. [5]
Voor Hermans zelf had alleen de laatste versie van zijn werken bestaansrecht. ‘Het liefst zou ik willen,’ aldus de auteur, ‘dat de eerste drukken van mijn boeken, eigenlijk alle drukken tot en met de voorlaatste, spoorloos zouden verdwijnen – door de termieten opgevreten.’[6]
Met het overlijden van de auteur is het proces van permanent veranderen afgebroken. De laatste druk waaraan hij zelf nog heeft kunnen bijdragen heeft daarmee een bijzondere status verkregen: het is de versie die in zijn ogen op dat moment het meest recht deed aan zijn intenties en creatieve vermogens. Deze historische gedaante is het eindresultaat van Hermans’ voortdurende betrokkenheid bij de totstandkoming van zijn oeuvre en laat zien wat de auteur nastreefde en vermocht. Deze laatste geautoriseerde druk of Ausgabe letzter Hand dient als basistekst voor de uitgave van de Volledige Werken en wordt daarin in principe ongewijzigd overgenomen.

3. Spelling en interpunctie

Hermans hield zich in het algemeen aan de spelling volgens de Woordenlijst van de Nederlandse taal[7] (1954) en aan de vele wisselende voorkeurspellingen die daarop volgden. Toen in 1981 de zeventiende druk van De tranen der acacia’s werd voorbereid, berichtte hij zijn uitgever: ‘Verder dient het boek wel in een zo modern mogelijke spelling te worden overgebracht.’ [8] Tegelijkertijd maakte hij echter twee uitzonderingen op die regel: in van het Latijn afgeleide woorden gaf hij de voorkeur aan ‘c’ boven ‘k’, en, aldus de auteur: ‘Ook schrijf ik en blijf ik schrijven “Oskar’s” en niet “Oskars”.’ Hermans behield zich met andere woorden het recht voor om daar waar hij dat wenselijk achtte, af te wijken van de officiële voorschriften. Zo berichtte hij in 1992 zijn uitgever in een postscriptum: ‘U schreef me dat u de correctie-exemplaren ook nog zult laten nazien door een beroepscorrector. Dit is heel goed. Hij of zij dient echter bedacht te zijn op het volgende. Mijn spelling is niet altijd in overeenstemming met de officiële spelling.’ [9]Mevrouw Bruil,  jarenlang Hermans’ vaste redacteur bij De Bezige Bij, schetste in gesprekken die wij  met haar voerden hetzelfde beeld: Hermans volgde in principe de spelling van het ‘Groene Boekje’, maar bepaalde schrijfwijzen daarin vond hij ‘lelijk’ en dan hield hij vast aan zijn eigen voorkeur.
Ook wat betreft de interpunctie volgde Hermans niet altijd de gangbare regels. Voor een deel kwam dat omdat die regels niet altijd  eenduidig zijn en taalgebruikers veel vrijheid laten, voor een deel ook omdat Hermans, getuige het hiernavolgende citaat, de voorschriften niet altijd in detail kende. Vandaar waarschijnlijk dat hij, zoals mevrouw Bruil ons meedeelde, het plaatsen of schrappen van komma’s vaak aan haar overliet en haar beslissingen achteraf autoriseerde. De belangrijkste reden is echter dat Hermans bij het structureren van zijn teksten niet zozeer uitging van de grammaticale regels, maar vooral van het ritme van die teksten. ‘[Het is] me opgevallen,’ zo schreef hij op 21 oktober 1978 aan Frans Janssen, ‘dat ik bijna geen comma’s  gebruik, ik ga daarbij namelijk af op het gehoor. Maar is het niet zó, dat iedere bijzin tussen comma’s dient te staan? Is dat eigenlijk een dwingend voorschrift? Het verbaast me, dat niemand er tot dusverre ooit aanmerking op heeft gemaakt… Misschien leest het prettiger zonder zoveel comma’s, hoop ik maar.’ [10]
Besloten is om per titel de door Hermans geautoriseerde spelling en interpunctie van de basistekst ongewijzigd over te nemen. Aangezien de basisteksten uit verschillende perioden stammen en Hermans’ opvattingen over spelling en interpunctie in de loop der jaren op onderdelen veranderden, kent de uitgave van de Volledige Werken geen uniform spelling- en interpunctiesysteem.

4. Inconsequenties

Het komt geregeld voor dat woorden binnen een en dezelfde basistekst op verschillende manieren zijn geschreven. In de basistekst van De tranen der acacia’s (1993) bijvoorbeeld treft men aan: ‘lantaarnpaal’ naast ‘lantarenpalen’, ‘bureau’s’ naast ‘bureaux’  en ‘wervingsbureaus’, ‘rechterknie’ naast ‘rechter arm’ en ‘bijvoorbeeld’ naast ‘bij voorbeeld’.
Het is aannemelijk dat het Hermans’ intentie was om een consequente schrijfwijze te hanteren. Dat roept de vraag op welke spelling de door Hermans gewenste is. Een antwoord op die vraag is meestal niet te geven, omdat eerdere versies geen eenduidige conclusie toelaten. Daarbij spelen de volgende factoren een rol.
In de eerste plaats waren Hermans’ opvattingen gedurende de halve eeuw van zijn schrijverschap uiteraard aan veranderingen onderhevig. Het is dus niet zonder meer mogelijk om terug te grijpen op eerdere versies. Dat blijkt ook uit de volgende opmerking van Hermans naar aanleiding van de totstandbrenging van de eenentwintigste, opnieuw herziene druk (1986) van De tranen der acacia’s: ‘Niettemin is het nu niet mijn bedoeling de toestand volledig te herstellen zoals zij in 1949 en 1950 geweest is. Ook op dit gebied zijn mijn denkbeelden niet geheel dezelfde gebleven.’ [11]
Ten tweede oefende niet alleen Hermans zelf invloed uit op de verschijningsvorm van zijn werken, maar ook andere betrokkenen zoals uitgevers, redacteuren, typografen, zetters, correctoren en lezers, die de auteur gevraagd of ongevraagd van advies dienden. Hermans heeft hun suggesties en ingrepen soms genegeerd of verworpen, maar vaak ook bewust of onbewust overgenomen en zodoende actief of passief geautoriseerd. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat de opeenvolgende drukken een wisselend beeld te zien geven, zonder dat kan worden uitgemaakt welke spelling overeenstemt met Hermans’ feitelijke bedoelingen.
Ook de correctie-exemplaren bieden geen oplossing. Veel van Hermans’ veranderingen daarin hebben betrekking op de spelling. Hij noteerde de gewenste schrijfwijze van een bepaald woord  her en der door de teksten heen, dus niet systematisch, waarbij hij er kennelijk van uitging dat de zetter en de corrector zijn bedoeling zouden begrijpen en consequent uitvoeren. In de meeste gevallen gebeurde dat echter niet, met als gevolg dat de verworpen en de gewenste schrijfwijze naast elkaar voorkomen. Zo treft men bijvoorbeeld ‘philosophische’ naast ‘filosofische’ aan, en ‘rhythmisch’ naast ‘ritmisch’. De editie zou de gewenste schrijfwijze alsnog in alle voorkomende gevallen kunnen realiseren, ware het niet dat Hermans in latere correctie-exemplaren op eerdere beslissingen terugkwam of nog een derde variant introduceerde, zodat de opeenvolgende correctie-exemplaren met auteurscorrecties een niet-consistent en soms zelfs tegenstrijdig beeld te zien geven.
Gedetailleerd onderzoek van de overlevering van een aantal titels heeft geleid tot de slotsom dat het onmogelijk is om daar waar zich binnen de basistekst inconsequenties voordoen, ondubbelzinnig vast te stellen welke lezing overeenstemt met Hermans’ bedoelingen. Deze conclusie laat twee mogelijkheden open, namelijk aanpassing aan en uniformering volgens de huidige regels óf het respecteren van de Ausgabe letzter Hand. Voor de uitgave van de Volledige Werken is voor het laatste gekozen.

5. Tekstconstitutie

Uitgangspunt bij de tekstconstitutie is de basisteksten te zuiveren van onbedoelde fouten, die in het traject van tekstoverdracht en -vermenigvuldiging zijn ontstaan. Het opnieuw zetten van een tekst bijvoorbeeld kan fouten veroorzaken, die, wanneer ze onopgemerkt blijven, een corrupte lezing opleveren.
Het opsporen en verbeteren van corrupties in de basistekst vindt plaats op grond van vergelijking van de Ausgabe letzter Hand met voorafgaande versies, inclusief correctie-exemplaren, drukproeven en voorpublicaties in kranten en tijdschriften. [12] Hierbij is gebruik gemaakt van het tekstvergelijkingsprogramma collate. [13]In twijfelgevallen zijn waar mogelijk manuscripten en typoscripten geraadpleegd. Gegevens voor de tekstconstitutie zijn verder ontleend aan secundaire documentaire bronnen (brieven van en aan Hermans, interviews met de auteur), aan mondelinge informatie van Hermans’ uitgevers en redacteuren,  aan kritische lezing van de basistekst door twee editeurs en aan secundaire literatuur.
In de volgende gevallen is ingegrepen in de basistekst:
a. bij feitelijke onjuistheden, indien deze hersteld kunnen worden op grond van een correcte lezing in een of meer van de voorafgaande versies. In de basistekst van Conserve bijvoorbeeld komt de volgende, foutieve passage voor: ‘Jerobeam en Isabel wilden Onitah kwijt zijn, dat was alles. Ferdinand lachte. Waarom wilden Isabel en Onitah dat zo graag?’ Dit is in de leestekst op basis van de lezing in de eerste druk verbeterd tot: ‘Jerobeam en Isabel wilden Onitah kwijt zijn, dat was alles. Ferdinand lachte. Waarom wilden Jerobeam en Isabel dat zo graag?’;
b. bij lezingen die zijn ontstaan door schrijf- of zetfouten en die in de gegeven context geen zin opleveren, geen betekenistoekenning mogelijk maken. In De tranen der acacia’s bijvoorbeeld ‘van tijd tot rijd’ (voor ‘van tijd tot tijd’), ‘momument’ (voor: ‘monument’) en ‘Hilter’ (voor: ‘Hitler’);
c. bij tekstverval in de structuur van de tekst (indeling in hoofdstukken en paragrafen, witregels, alinea-indeling enzovoort). Het komt bijvoorbeeld geregeld voor dat witregels die samenvallen met het einde van een pagina bij een herdruk niet als zodanig herkend zijn en zodoende ten onrechte zijn vervallen;
d. de vierde categorie ingrepen vloeit voort uit de wijze waarop herdrukken tot stand kwamen. Zoals eerder opgemerkt (paragraaf 4) zijn de auteurscorrecties in de correctie-exemplaren niet altijd consequent in de herdrukken overgenomen. Besloten is om auteurscorrecties uit correctie-exemplaren die onmiddellijk voorafgaan aan de basistekst en die niet in de basistekst zijn verwerkt, alsnog over te nemen. [14]
De editeursingrepen worden per titel verantwoord. Per titel wordt ook een lijst met koppeltekens, samenvallend met een regeleinde, gegeven en een lijst met witregels, samenvallend met het einde van een pagina.

6. Typografische aanpassingen

Conform de uitgangspunten van de Volledige Werken is ook de typografische vormgeving van de basistekst nauwgezet gevolgd. Hoofdstuk-, paragraaf- en alinea-indeling zijn ongewijzigd overgenomen, evenals cursiveringen, bijzondere lettertekens, het wisselend gebruik van accenten enzovoort. Dialoogaanduidingen zijn niet geüniformeerd, maar volgen het systeem van de basistekst. [15]
Aanpassingen komen voor in de volgende gevallen:
a. dubbele aanhalingstekens zijn vervangen door enkele; aanhalingen binnen aanhalingen zijn aangegeven met dubbele aanhalingstekens;
b. de volgorde van afhalings- en leestekens is waar nodig op inhoudelijke gronden gecorrigeerd, dat wil zeggen:
– bij de directe rede is het leesteken binnen de afhaling geplaatst;
– bij citaten die binnen de lopende zin zijn opgenomen is het leesteken buiten de afhaling geplaatst;
c. vermeldingen van plaats en datum van schrijven en/of herzien van een tekst zijn aan het eind van de desbetreffende werken opgenomen en worden cursief weergegeven;
d. motto’s zijn cursief weergegeven, de eventuele ondertekening (auteur en titel) is in romein afgedrukt;
e. het beletselteken is teruggebracht tot drie puntjes;
f. inspringingen aan het begin van een hoofdstuk of paragraaf of na een witregel zijn weggelaten;
g. cursieve leestekens zijn waar nodig op inhoudelijke gronden veranderd in romein of omgekeerd.
Back to Top

7. Commentaar

De Volledige Werken bevatten per titel een Commentaar, met een beschrijving van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van het desbetreffende werk. Belangrijkste bron daarvoor vormt het archief dat Hermans heeft nagelaten. In dit archief bevinden zich vele duizenden brieven van en meestal ook (in de vorm van doorslagen) aan uitgevers, tijdschrift- en krantenredacteuren, collega-schrijvers, critici, lezers en vrienden. Waar nodig en mogelijk is aanvullend onderzoek gedaan in archieven van uitgevers, drukkers, tijdschriften, kranten en particulieren. Verder is informatie ontleend aan interviews met de auteur en aan recensies, artikelen en monografieën over het werk van Willem Frederik Hermans. [16]

8. Ten slotte

Het streven is de overlevering van Hermans’ werken zo volledig mogelijk te beschrijven. De editeurs van de Volledige Werken komen daarom graag in contact met personen die beschikken over (fragmenten van) manuscripten en typoscripten, drukproeven, correctie-exemplaren enzovoort van werken van Hermans. U kunt contact opnemen met:

Jan Gielkens
Peter Kegel

(November 2005)


[1] Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Assen 1995, gewijzigde herdruk Den Haag 1997, ongewijzigde herdruk Den Haag 2003.
[2] Ibid., p. 57-81, het citaat op p. 67.
[3] Louis Couperus, Volledige Werken. Utrecht [etc.] 1990-1996, 50 delen, bezorgd door H.T.M. van Vliet [etc.]. Zie ook: Karel Reijnders [et al.] (red.), Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht [etc.] 1987, Amsterdam [etc.] 19923.
[4] Willem Elsschot, Volledig Werk. Amsterdam 2001-2004, 10 delen, bezorgd door Peter de Bruijn.
[5] Exemplaren van een druk met handschriftelijke correcties door Hermans worden onderscheiden in correctie-exemplaren en kopijexemplaren; de laatste aanduiding is gereserveerd voor die bronnen waarvan op grond van fysieke kenmerken aantoonbaar kan worden vastgesteld dat ze gediend hebben als kopij voor een nieuwe druk.
[6] ‘Max Pam, ‘Ik ben een dominee met een lege kerk.’ In: Frans A. Janssen (red.), Scheppend nihilisme. Interviews met Willem Frederik Hermans. Amsterdam, 19833, p. 335-355, het citaat op p. 337. Ook op: http://www.willemfrederikhermans.nl/.
[7] Woordenlijst van de Nederlandse taal. Samengesteld in opdracht van de Nederlandse en de Belgische regering. Den Haag 1954.
[8] Hermans aan Uitgeverij Van Oorschot, 18 mei 1981, doorslag in archief-Hermans.
[9] Hermans aan Wouter van Oorschot, 25 november 1992, doorslag in archief-Hermans.
[10] Hermans aan Frans A. Janssen,  21 oktober 1978, doorslag in archief-Hermans.
[11]  Hermans aan Wouter van Oorschot, 12 maart 1986, doorslag in archief-Hermans. Hermans’ opmerking heeft betrekking op de indeling in alinea’s, maar geldt zeker ook voor spellingkwesties.
[12] Bibliografische gegevens over publicaties van Hermans zijn ontleend aan: Frans A. Janssen, Sonja van Stek (red.), Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken. Amsterdam 2000 (herziene versie op: http://www.willemfrederikhermans.nl/, en aan: Rob Delvigne, Frans A. Janssen (red.), Schrijven is verbluffen. Bibliografie van de verspreide publicaties van Willem Frederik Hermans. Amsterdam 1996 (herziene versie op: http://www.willemfrederikhermans.nl/.
[13] Zie voor de elektronische tekstvergelijking en wat daarmee samenhangt: Peter Kegel, Bert Van Elsacker, ‘In nieuwe tekens, die overigens de taal niet vervangen. Een digitale onderzoeksdocumentatie bij de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans.’ In: Neerlandistiek.nl, 04-05 (september 2004).
[14] Zo is in  de leestekst van De tranen der acacia’s (basistekst: D16) op grond van kopij-exemplaar D15M13 overal waar dat tegen Hermans’ intenties in achterwege was gebleven, alsnog de genitief-apostrof bij eigennamen toegevoegd.
[15] Vergelijk Hermans aan Wouter van Oorschot, 25 februari 1986: ‘In aansluiting […] op ons telefoongesprek van gisteren, bevestig ik u dat aan de typografie van De tranen der Acacia’s, de Donkere Kamer van Damokles en Ik heb altijd Gelijk niets gewijzigd zal worden bij herdruk. Dus aanhalingstekens blijven aanhalingstekens en streepjes streepjes.’ Doorslag in archief-Hermans.
[16] Zie voor recensies, artikelen en monografieën over Hermans’ werk de secundaire bibliografie door Elly Kamp: http://www.willemfrederikhermans.nl/ .

 
Naar boven