‘In Vrij Nederland’, zo schreef Willem Frederik Hermans in 1946 in een brief, ‘worden door mij iedere week enige litteratoren onthoofd’. Het was een vroeg signaal van de Hermans zoals hij bij velen bekend staat: de genadeloze criticus. In deel 16 van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans worden die publicaties bijeengebracht en uitvoerig toegelicht die hij onder de titel Mandarijnen op zwavelzuur aan zijn Nederlandse literaire collega’s wijdde. De eerste twee Mandarijnen-uitgaven verschenen in 1955 als brochures, nadat Hermans al een groot aantal polemische stukken in diverse literaire tijdschriften had gepubliceerd. Het boek Mandarijnen op zwavelzuur publiceerde Hermans in eigen beheer in 1964. Bijna twintig jaar later volgde Mandarijnen op zwavelzuur. Supplement (1983).
Hermans’ artikelen gingen over personen die hij ‘mandarijnen’ noemde: schrijvers die ook critici, juryleden en redacteuren van literaire tijdschriften waren en die met hun activiteiten het literaire leven bepaalden. Hij bestudeerde naar eigen zeggen ‘mislukkelingen’ die ‘met elkaar de mislukking van de Nederlandse literatuur uitmaken’. De stukken veroorzaakten heftige reacties. ‘Heeft een schrijver het recht een gruwelkamer in te richten voor zijn medemensen?’ vroeg een recensent zich af. Hermans zelf vond het wel meevallen: ‘De meeste kritiek lijkt nu eenmaal op sneeuwruimen: er verdwijnt alleen mee wat vanzelf ook wel verdwijnen zou.’ Ook waren de Mandarijnenstukken volgens hem niet uit wraakgevoelens ontstaan, want ‘door motieven [kan] een methode niet bedorven […] worden.’ Hij gaf grif toe dat hij eenzijdig was: ‘ik heb er niet over gedacht bijvoorbeeld de goede schrijvers af te wegen tegen de slechte. Er wordt zelfs helemaal niet gewogen! […] Bij mij wordt alleen te licht bevonden!’
Deel 16 verschijnt vanwege het bijzondere karakter van Mandarijnen op zwavelzuur en Mandarijnen op zwavelzuur. Supplement – in eigen beheer uitgegeven knip- en plakboeken – als facsimile in het grote formaat van de oorspronkelijke verzamelbundels.