Deel 20 van de Volledige Werken is het eerste van vier delen met Ongebundeld werk van Willem Frederik Hermans. De bijdragen die in dit deel zijn bijeengebracht, verschenen oorspronkelijk tussen fe­bruari 1934 (het autobiografische ‘Midwinterblazen’) en april 1952 (een aanvulling bij een stukje van Harry Mulisch rondom de rechtszaak naar aanleiding van Ik heb altijd gelijk).
Een klein deel van deze teksten betreft verhalen, gedichten, opstellen en varia die Hermans als leerling van het Barlaeus-gymnasium in de schoolkrant Suum Cuique publiceerde. Bij het ongebundelde werk uit de periode 1934-1952 vallen, naast de schoolkrantstukken, een viertal kernen aan te wijzen: deels bewonderende maar deels ook kritische stukken over geca­noniseerde auteurs als Slauerhoff, Multatuli, Du Perron en Van Schendel; recensies waarin Hermans zijn affiniteit met en waardering voor collega-auteurs en kunstenaars als Leo Vroman, Ger Lange­weg en Gerard van het Reve liet blijken; polemisch getoonzette be­sprekingen waarin literatuur die hem tegenstond aan ‘snerpende’ kritiek werd onderworpen, en algemenere stukken over cultuur, li­teratuur en schrijverschap, zoals ‘“Leven voor de literatuur”’ en ‘Pornografie en de publieke opinie’. Enigszins apart hiervan staan Hermans’ besprekingen van buitenlandse literatuur en van de ac­tuele ontwikkelingen in kunst en samenleving.


Naar boven